Het Duitse Denkmal drukt zo veel beter uit wat het huis is geworden na haar dood. Het grijze ‘monument’ schiet in dit geval tekort. Beide afgeleid van monere, wat herinneren betekent, is het huis een gedenken aan haar. Meer nog, het huis is doordrenkt van haar ziel. Haar bureau staat er alsof ze gisteren nog uitnodigingen voor een feest heeft geschreven. Tegen de kleerkast hangt haar gebloemde feestjurk. Een huis zonder zijn eigenaar is zoals een schilderij zonder de schilder (‘der Maler’). Hoewel beide bij nader inzien niet vergelijkbaar zijn. Een schilderij kan me raken alsof de schilder er een stuk van zijn ziel heeft ingelegd. Het huis zonder mijn grootmoeder – waarin ze heel haar ziel had gelegd – heeft zijn ziel verloren. In de traphal kijk ik door een stukje van de glas-in-loodramen naar de tuin. De nu paars gekleurde tuin is overwoekerd, de wind doet de veel te hoge dode boom gevaarlijk heen en weer waaien. Terwijl ik schrijf, ruik ik het huis, een geur die ik van nergens anders ken. Boenwas, mottenballen, Marseillezeep, vanillesuiker, wat nog? In A field guide to getting lost schrijft Rebecca Solnit
‘Perhaps it’s that you can’t go back in time, but you can return to the scenes of a love, of a crime, of happiness, and of a fatal decision; the places are what remain, are what you can possess, are what is immortal. They become the tangible landscape of memory, the places that made you, and in some way, you too become them. They are what you can possess and what in the end possesses you. (…) It is as though in the way places stay with you and that you long for them they become deities.’
Wordt het huis na het overlijden van zijn bewoner een heilige plek? In haar huis iets veranderen voelt in ieder geval als heiligschennis. Ik voel me er niet meer thuis. Hoe snel treedt de treurnis in een niet-bewoond huis in. Hoewel de klok in de living nog lang doorging het verkeerde uur te slaan, spinnen lange tijd hebben gewacht hun web te weven en zelfs het stof geduld heeft gehad.
Hoe levendig en gelukkig zijn daarentegen mijn herinneringen. De provisiekast in de keuken met de Grany’s, vruchtenkoeken met bosvruchten en marsepein. De geur van vanillesuiker in haar andere kast; haar pudding waarin ze rum en rozijnen verwerkte en die ze heet serveerde; de rand van het bord van haar servies; lakens gedroogd in de buitenlucht. Haar eau de cologne, haar Nivea. Vandaag was ik in een ander huis dat me aan dat van mijn grootmoeder herinnerde: slaapkamers met wastafels, net dezelfde afvalemmer met rode rozen in de badkamer. Overal tapijten. Kwastjes aan de kasten. Maar in dit huis zijn de bewoners aanwezig, het leeft.
Leestip: A Field Guide to Getting Lost van Rebecca Solnit, prachtige ideeën, beelden, zinnen (zie ook Het meisje met de zwavelstokjes). Valse papieren van Valeria Luiselli, met daarin een essay over het onvertaalbare ‘saudade’.