De verzamelaar van bijzondere zinnen

5 december 2021 MarieVeys

Noem me Marie. Zoals een kind in het park in de herfst, betoverd, schatten verzamelt – een rood esdoornblad, het napje van een eikel, een notendop, een donsveer, een verloren knikker – en ze thuis in zijn tinnen koekendoos bewaart, zo verzamel ik in een kamer voor mezelf bijzondere zinnen. Wat ik doe is ‘[h]et iets dat kunstenaars altijd al hebben gedaan,’ aldus Zadie Smith in Overpeinzingen, ‘afgezonderd van de rest van de samenleving, en bij wederzijdse overeenkomst wordt die ruimte beschouwd als een soort aanlokkelijke, maar in feite nutteloze speelhoek waar volwassenen zich als kinderen gedragen – door verhalen te verzinnen (…), hoewel ze de serieuze mensen, degenen met de echte banen, tenminste nog enig vertier bieden.’ 

Jij verzint geen verhalen, jij bent een letterdief,’ beweerde mijn eerste grote liefde. Dat had hij beter niet gezegd. Ik dacht aan een zin uit mijn verzameling: ‘Het woord is mijn heerschappij over de wereld.’[mfn]Clarice Lispector, De ontdekking van de wereld.[/mfn] 

Wat kan ik over ‘mijn eerste grote liefde’ vertellen? Dat het niet waar is dat hij ‘mijn eerste grote liefde’ was. Wel waar is (tenminste in dit verhaal) dat hij ‘een Grote Liefde’ was, dat hij alle andere liefdes had kunnen uitvagen als ik hem niet de morgen na onze eerste date (in een park in de herfst) was tegengekomen op het terras van een café met een dampende kop koffie en hij niet had gedaan alsof hij mij niet kende. Het is mogelijk dat ik toen bedacht om hem wreed aan zijn einde te laten komen. Virginia Woolf zou over zijn dood schrijven: ‘Het lijkt soms wel alsof Jane Austens [Marie’s] scheppingen uitsluitend zijn [werd] geboren om haar het opperste genoegen te schenken dat ze hun [zijn] hoofd kan [kon] afhakken.’[mfn]Hoe lees je een boek?[/mfn] Misschien was dat verkeerd van mij.

Achteraf bleek immers dat de man met de koffie mij werkelijk niet kende; jarig op dezelfde dag van hetzelfde jaar bleek het zijn tweelingbroer te zijn. Echt waar? ‘Feit en fictie zijn zo vermengd in mijn werk, dat ik, nu ik erop terugkijk, het ene nauwelijks van het andere kan onderscheiden,’ om te antwoorden in William Somerset Maugham’s woorden.[mfn]The Summing Up.[/mfn]

En dat van die letterdief? Dat is misschien waar. Of onwaar. Hier worden de feiten en de fictie verder toegelicht. Ik ben een verzamelaar van bijzondere zinnen, geen makelaar in koffie. Mijn bijzondere zinnenverzameling bewaar ik in kaften, geordend volgens thema. Ik gebruik mijn gele, rode, roze, oranje en blauwe fluostiften, onderlijn met mijn vierkleurige balpen, schrijf in de kant mijn notities zoals de glossatoren. Ik lees en herlees, typ citaten, soms hele passages, over op mijn computer en al deze flarden schik en herschik ik totdat met mijn glossen als lijm een collage ontstaat. Picasso maakte collages. Hebt u de aanhalingstekens in deze tekst gezien? En de voetnoten? Noemt u me een letterdief? Ter verdediging: ‘Ik heb een baby[tweeling] en een middelste kind. Ze laten me niet ademen. Alles wat ik schrijf zal – kan – alleen maar van de korte adem zijn. Van weinig lucht.’[mfn]Valeria Luiselli, De gewichtlozen.[/mfn] Vijfhonderd woorden maximum. Aldus sprak Marie.

Leestips: Over ‘waarom schrijven’ gaat het essay ‘Iets te doen te hebben’ in Overpeinzingen, Zadie Smith. De columns van Clarice Lispector in De ontdekking van de wereld getuigen van een prachtige verbeelding. Ze vertelt daarin ook over haar roeping om schrijver te worden. The Summing Up van William Somerset Maugham gaat over zijn schrijversleven. Hier niet geciteerd, maar eveneens boeiende essays over schrijven: George Orwell, Waarom ik schrijf; David Grossman, De ander van binnenuit kennen en Haruki Murakami’, Waarover ik praat als ik over hardlopen praat.  Ik verwees nog naar Virginia Woolf, Hoe lees je een boek? en naar Valeria Luiselli, De gewichtlozen (zie ook: Hôtel de G.).

, , , , , , , , , , , , , , ,