Voor zonsopgang gaat ze zwemmen. Zoals gewoonlijk neemt ze de trap die in de rotsen is uitgehouwen, negeert het verbodsbord en duikt het water in. Ze droogt zich af, trekt haar short aan, knoopt haar blouse dicht en steekt zorgvuldig haar halssnoer weg, met de ring die als hanger dienstdoet. In de schaduw van de bomen wandelt ze tot aan het dorp waar ze de weg naar boven gaat. Onderweg kijkt ze een paar keer om. Aangekomen aan de bar opent ze de deur, slaat ze de luiken open, schuift de tafels op hun plaats, zet de stoelen aan de tafels en opent de bordeauxrode parasols. Binnen zet ze de radio aan. Ze vult een emmer met water en wringt de doek uit om de tafels buiten schoon te maken voor haar klanten: bejaarde weduwnaars met pet die voor espresso komen. Ze schrikt van de kat die buiten op de muur springt. Ook binnen zet ze de stoelen op de grond. Ze checkt nog het toilet, drinkt een groot glas water en zet een espresso voor zichzelf. Als ze de kralen voor de deuropening hoort bewegen, draait ze zich om. Een onbekende vrouw met een rieten tas staat in het halfdonker. Angst overspoelt haar als een golf. Intuïtief legt ze haar hand op haar blouse, op de hanger.
‘Een cappuccino alstublieft,’ vraagt de vrouw. Ze is niet Italiaans.
Ze maakt de cappuccino en zet hem op de toog. ’Twee euro alstublieft.’
De vrouw legt twee euro op de toog. Ze draait zich om naar het terras en dan terug naar de toog. Uiteindelijk gaat ze binnen zitten, in de hoek. De eerste stamgast komt aan en vraagt om een espresso en een pak tabak.
Hij werpt de vrouw in de hoek een nieuwsgierige blik toe en vraagt Valentina nogal luid of ze deze vreemdelinge soms kent.
Valentina haalt haar schouders op. ‘Nee,’ antwoordt ze. Haar stemt trilt.
Een voor een komt de rest van het gezelschap toe en nadat ze hun espresso’s heeft gebracht, kijkt ze naar de vrouw die rustig een boek leest. Het is geen reisgids. De vrouw houdt het boek een beetje schuin. En Valentina houdt haar hoofd een beetje schuin in een poging de titel te lezen. De vrouw neemt een slok van haar cappuccino, veegt het schuim van haar bovenlip. Ze heeft mooie lippen. Ze klapt het boek dicht. Sophocles. Haalt iets uit haar rieten tas, staat op en wandelt naar de toog. Ze heeft lange benen, Valentina voelt zich klein. ‘Waar kan ik mijn lippen stiften?’ vraagt ze in het Engels. Ze is niet Engelstalig.
Valentina wijst naar de deur naast de toog.
‘Dank u wel,’ zegt de vrouw.
Als ze terugkeert, spreekt ze Valentina opnieuw aan. ‘Het toiletpapier is op,’ zegt ze in het Nederlands. ‘Tot ziens, hoop ik, Valentina.’
Haar hart bonst in haar keel. Ze haast zich naar het toilet. Op de spiegel in het toilet staat met rode lippenstift geschreven: Konstantinos.
Lees: Oliver Burkeman, 4000 weken: Je tijd op aarde en hoe ermee om te gaan. Voor iedereen die zich een Valentina voelt. Voor iedereen die droomt om te schrijven, raad ik Burkeman aan, die me hielp om mijn schrijversdroom terug op te nemen.