Als je voorbijkomt, kijken mensen op.
Is het uitstraling? Komt het door de glimlach op je gezicht? (Het optimistische paars van mijn muts in combinatie met die groene sjaal.) Komt het door de vintage regenjas? (Die is van mijn moeder geweest.) Komt het doordat je je hoofd zo recht houdt? (Ik droomde ervan om ballerina te worden.) Doordat je kaarsrecht loopt? (Mijn grootmoeders genen.) Komt het door die wollen losse trui die je zelfvertrouwen zou moeten geven? (Tweedehands. Ik was zo stom de mot erin te laten komen.)
Je ziet ze niet.
Vanbinnen borrelt de koffie die je veel te snel hebt opgedronken en waardoor je je tong hebt verbrand. De zenuwen knijpen je keel dicht. Je hebt het te warm omdat je je moet haasten. Je dochter heeft de haarspelden uit je haren getrokken en heeft met haar kleine handjes een ragebol van je voorheen met moeite in een passende dot opgestoken haren gemaakt. Je moet heel dringend plassen, zoals elke morgen, hoewel je voordat je vertrekt nog naar het wc bent gegaan. Dan begint het te regenen en je opent je paraplu die binnenstebuiten klapt, zodat je hem weer sluit. Die vintage jas die nog van je moeder was is waterdoorlatend en je wordt drijfnat tot op je al klamme huid. Eensklaps besef je dat je deze morgen voordat je vertrok niet meer in de spiegel hebt gekeken en dat er misschien nog wat granola tussen je tanden zit. Je hebt geen tandenstoker bij. De reservekleding, luiers, drank en rijstwafels, knuffel en fopspeen voor je dochter heb je allemaal bij, maar die tandenstoker ben je vergeten. Je denkt aan die opmerking van een vriendin over The Breakfast Club, die onlangs op tv werd heruitgezonden. Het was haar opgevallen dat de tanden van acteurs in deze jaren tachtig-film nog niet kaarsrecht en gebleekt waren. Straks heb je een jobinterview. Wat je hebt onthouden van de jobcoach: alleen positieve boodschappen brengen, actieve zinnen gebruiken, kwaliteiten en eigenschappen meedelen, een coherent verhaal brengen, niet twijfelen. Waaraan je alleen maar kan denken: ik ben ontslagen, ik heb geen tandenstoker bij, mijn haar zit in de war, ik ben doornat en bezweet, ik ben een twijfelaar. Ik ben niemand. Je moet hollen, want hoewel je deze ochtend ruim op tijd bent opgestaan, wou je dochter zich niet haasten en wou je haar dat leven van haast en spoed ook niet aandoen. Je holt voorbij de auto’s die stilstaan in de file als voorheen. Wilden we het dan niet met zijn allen anders? Je ziet een aankondiging voor een lottotrekking. Wat als … maar je weet dat statistisch de kans zo goed als nihil is. Bovendien heb je geluk in de liefde. Een regenboog! roept iemand. Op zijn accordeon zet hij een deuntje in. Goedemorgen, zegt hij. Je vertraagt. Goedemorgen, zeg je.
Eindelijk kijk je, eindelijk zie je de mensen.
Lees: Hotel du lac van Anita Brookner. Over een onderschatte onopvallende vrouw in een hotel in Genève. Een ogenschijnlijk ‘klein’ verhaal, ingetogen geschreven met knappe karakterschetsen en een verrassende ontknoping.